Cheers (door Vincent Wiekenkamp)

hoofdartikel.JPG hoofdartikel

Het is zaterdagavond. Ik zit aan tafel te eten met mijn gezinnetje. Patatjesdag. Want: na korfbal, patat. Een traditie is het inmiddels, ook als we geen wedstrijden hebben. “Ik ga vanavond het hoofdartikel schrijven, hebben jullie nog ideeën?”. Fedja eet vol overgave door aan zijn kipvingers; er zijn belangrijkere dingen. Seth: “Maak het over Kuifje, op de maan!”. Pauline denkt na: “Waarom niet over Rugby? Want daar was je met je Achillesvrienden”. Mijn gedachten verspringen van vette vingers, naar de rood-wit geblokte raket, naar het beeld van die tijdloze kroeg, waar je de trap af loopt naar de ingang beneden en dat als je binnen stapt, ze gelijk je naam roepen. Where everybody knows your name. And they’re always glad you came.

hoofdartikel.JPGIk loop die zaterdagochtend de Not Out binnen om, met een paar van mijn matties, de rugbyfinale te bekijken tussen Engeland en de Springboks. Misschien ken ik ze al 30 jaar. Mijn matties. Via mijn broer en van mezelf, maar dat doet er niet meer toe. Het is gewoon één geheel geworden. Dikke knuffel, een schouderklop, een grote glimlach: “Hé gozer, hoe is het? Koffie?” Prachtige sport dat rugby. Het is gezellig druk. We zijn er samen. Er zijn geen extra woorden nodig. Geen opsmuk. Geen agenda. Geen gedoe. We zijn gewoon. Ik heb ze (en zij mij) leren kennen op Het Veld. Van kleins af aan mee gekorfbald, of vanaf mijn 16de lekker pilsjes mee zitten drinken, of wezen stappen tot diep in de nacht. Of mee zitten gamen. De schakel? Achilles. Meer dan een club.

Een topclub willen zijn, gaan voor professionaliteit, de volgende stap zetten; de grootste worden. Ambities hebben. Prima en mooi. Ik heb in mijn “toptijd” Reserve Hoofdklasse mogen spelen in een heerlijk team. En ook nog een aantal jaar in het 4de kunnen afzakken. Waar we, cliché als het is, zeker wonnen, maar de punten ook vaak in de derde helft pas in de tas belandden.

Ik korfbal al lang niet meer. En ben zeker lang ook niet meer op Het Veld geweest. En toch, de club was altijd bij mij. En dat “bij mij zijn” waren niet de prestaties, de overwinningen en de prijzen (wellicht had ik er gewoon niet veel). Nee. Voor mij waren dat ook én vooral, de blijvende vriendschappen.

De lat ligt hoog tegenwoordig. Alles moet snel. En perfect. Er is altijd wel iemand die iets “toffers” aan het doen is dan jij. Je bent altijd wel ergens niet geweest waar je ook had moeten zijn. Het is nooit genoeg. Het gejaagde zit overal. Geluk is een keuze. Happinez.

Willen excelleren is prima. Ga er voor. Pak die kans. Haal het beste uit jezelf. Ga voor de top. Alleen, dat alleen, zorgt voor leegte, angst, onzekerheid. Een houding van alles of niets. Mijn ik als het grootste goed. Mijn ik, tegen jou. De waarheid is dat je niet kunt presteren zonder ook rust te nemen. Je harnas moet ook ergens af kunnen. Je kunt niet gezond de top bereiken als je ook niet je diepste dalen hebt kunnen delen. Het zit niet altijd mee. Riding high in April, shot down in May. That’s life.

Achilles is in mijn ogen meer dan een club. Het is een plek waar je van kangeroes-af-aan veilig het echte leven kunt leren ervaren. Waar je in je groeipad naar de F, E, D, C, B en verder, kunt leren presteren, het beste uit je zelf en je team kunt leren halen. Topsport kan leren bedrijven. Kunt leren falen. En waar je ook je ploeggenootjes echt kan leren kennen. En, zij jou. Niet die vluchtige insta-facebook-social-prut. Nee. Gewoon. Echt. Al je leuke dingen en ook al de dingen waar je niet zo trots op bent. En dat ze dat nog o.k. gaan vinden ook. En jij ook van hen. En in die waarheid kunnen vriendschappen gaan ontstaan. Niet broos en tijdelijk, maar antifragiel en blijvend. Ook lang nadat je uitgevlogen bent, kinderen hebt en ineens “echt volwassen” bent geworden. Wellicht zelfs andere meningen hebt gekregen.

Achilles als een plek voor prestatie én voor blijvende vriendschappen. Vriendschappen die helpen als tegenwicht voor al die vluchtigheid en oppervlakkigheid die momenteel de boventoon voert. Vriendschappen dat als het even tegenzit, of wanneer je levensmomenten tegenkomt, je kunt putten uit een hand, een schouder of een oor dat luistert, ogen die begrijpen; zonder oordeel.

Ja maar, tegenwoordig blijft toch bijna niemand meer zo lang bij een club? Je houdt je zelf voor de gek en leeft in het verleden! Wat een onzin dit! Wellicht denkt of zegt u iets in die strekking. Zucht. Ja, wellicht heeft u nog gelijk ook. Romanticus dat ik ben, gooi ik mijn kop in de wind en weiger ik mij aan de huidige tijdsgeest over te geven. Vroeger was alles beter? Dat kleine dorpje dat koppig weerstand blijft bieden? Ik weet het niet.

Maar dan toch, met de kop in de wind. Wat heeft u echt liever:
1. Een club waar het gaat om de prestaties en de vriendschappen bijzaak zijn? Of
2. Een club waar het gaat om de vriendschappen en de prestaties het natuurlijk gevolg?

Ik ben blij dat ik in 1984 bij de Welpjes ben begonnen lang voordat deze splitsing opdoemde en dat ik mijn pad met vallen en opstaan heb mogen ervaren (wat nog steeds doorloopt). Of wellicht was het toen ook al zo als nu en ben ik daar al die jaren gewoon (onbewust) wars van geweest. Ook in dat geval prijs ik mezelf gelukkig.

Cheers,
Vincent

Datum 07-11-2019 09:01
Tags