Kerstverhaal: The roaring twenties (door Steven Broers)
De voorzitter van Achilles schonk zich een glas tonic in en nestelde zich in haar favoriete stoel. Nog ruim een week, dan was het al weer 2030, hoog tijd om nog eens even stil te staan bij de afgelopen spannende jaren, en te bedenken wat de betekenis was van de roerige jaren twintig voor de toekomst van de grootste korfbalclub van Den Haag.
De dag voor kerstmis, zo’n moment in het jaar dat het lijkt of de tijd trager gaat, of je eindeloos de ruimte hebt om alles anders te gaan doen vanaf morgen. De wereld kan opnieuw beginnen, maar nu nog niet, nu denken we nog even aan wat was.
De jaren 20 waren goed begonnen, voor de club tenminste. Niet voor het land, waar niemand zich meer leek te kunnen neerleggen bij het bestaan van een groter belang dan dat van hemzelf. Niet met haar geliefde stad, die geteisterd werd door politieke schandalen en brandende volkswijken. Maar de club was het decennium gestart in high spirits. Eerste en tweede team speelden voor de titel, weliswaar slechts in de eerste klasse, maar toch, een winnend vlaggenschip is goed voor de moraal van de hele club. Tien senioren teams, in iedere jeugdcategorie minstens drie ploegen. Een gezonde basis voor succes. Paar kunstgrasvelden, een kinderrijke buurt met heel weinig problemen, en financieel redelijk gezond. De, hoe noemden ze dat ook weer, samensmelting met Ready was goed verwerkt, alleen dat nieuwe clubhuis met trainingshal liet nog altijd op zich wachten. In 2022 wachtte het honderdjarig bestaan, niets wees op grote moeilijkheden in de toekomst.
En, als je er achteraf op terugkeek, waren die er ook niet gekomen. Maar er waren wel grote vraagstukken aan de orde geweest, kwesties die heel belangrijk zouden zijn voor de toekomst van de club. Allereerst de discussie over de rol van de club in de buurt. Het gemeentebestuur dat in 2022 aantrad, had als voorwaarde voor voortgezet gebruik van het veld en de opstallen door de club, geeist dat er tenminste 20 uur per week activiteiten zouden plaatsvinden die de samenleving in de Vruchtenbuurt als geheel ten goede zouden komen. Daarmee werden de grenzen van wat je als vereniging van je leden kon vragen aan vrijwillige inzet wel ruim overschreden. Maar hoe moest dat dan? Betalen voor bardiensten, of alleen buiten de tijden dat de club zelf actief was, of de hele kantine-exploitatie verpachten? Of de sprong naar voren wagen en een deel van het vrijwilligerswerk professionaliseren? De meningen gingen alle kanten op. Uiteindelijk had de club gekozen voor een kantinebeheerder voor 28 uur in dienst van de club. En daarnaast voor professionalisering van de financiële functie. Iemand uit de eigen gelederen had tegen een redelijk salaris de job aangenomen om de structurele inkomsten van Achilles met €100.000 per jaar te vergroten. Betere exploitatie van het clubhuis, na de nieuwbouw, een nieuwe uitgekiende aanpak van de sponsoring, een stevige club van 100, met een beperkte verhoging van de contributie had deze man binnen een jaar de inkomsten op het gewenste niveau gebracht en zijn eigen 16-uurscontract terugverdiend. Daarmee ontstond de ruimte in de club om te investeren in zowel versterking van de training en begeleiding van de selectieteams als in een aantrekkelijk pakket activiteiten voor de club als geheel, de door zo velen geliefde randactiviteiten. Waarmee de verschillende meningen in de club weer met elkaar verzoend werden.
Dat bracht haar gedachten op de tweede grote discussie van het decennium. De vraag die door haar voorganger aan het eind van de jaren tien was opgeworpen of het bij Achilles moest gaan om de prestaties, waarbij de vriendschappen bijzaak waren of dat het juist ging om vriendschap, waarbij de prestaties vanzelf kwamen. Die laatste optie klonk wel leuk, maar was natuurlijk onzin, dat vond ze toen al en nu nog steeds. Er gaat niks vanzelf, en zeker topprestaties niet. Datzelfde idee had in de vorige eeuw ook al een paar keer opgeld gedaan, in periodes dat een talentvolle generatie was opgestaan. De top bereiken zonder de gezelligheid op te geven. Daar waren twee problemen mee. Het eerste was dat gezelligheid bij Achilles wel wat eenzijdig en zonder beperkingen werd ondersteund door de bierpomp. En het tweede probleem was steeds dat veel talenten vonden dat dit ook voor hen wel oké was… Daarmee creëer je geen goed topsportklimaat, met als gevolg dat de allerbesten kozen voor andere clubs, en de rest weer terugzakte naar de middelmaat van de eerste klasse.
Aan de andere kant waren vriendschappen en verbondenheid natuurlijk zeker geen bijzaak. “Meer dan een club”, was niet voor niets het motto van Achilles. Dus de echte vraag was meer hoe je mede invulling kon geven aan de wens van de leden naar vriendschappen en verbondenheid binnen de club, zonder dat daarbij alcohol het belangrijkste smeermiddel was. En waarbij de norm voor je selecties zou moeten zijn dat topsport wel goed samen kan gaan met gezelligheid, vriendschap en verbondenheid, maar niet met alcohol, tabak, en andere middelen. Dat werd een heel ander soort discussie, niet in de openbaarheid maar een die werd gevoerd door coaches en trainers met hun jeugdteams, met de selectie, lang volgehouden, nog steeds onder de aandacht eigenlijk. En kijk, dit seizoen speelden het eerste en de A1 in de bovenste helft van de hoofdklasse mee. Een enkele optimist begon al te dromen van een plekje in de league. Snel was dat allemaal niet gegaan, het ging niet alleen om goede spelers, maar ook om cultuur in de club, wat heb je er voor over als vereniging? Welke faciliteiten zijn er, welke regels voor de top? Maar ook om de houding van de spelers, de mentaliteit en een andere invulling van de beroemde gezelligheid. De voorzitter nam nog een slokje tonic en knikte tevreden. Daar was echt vooruitgang geboekt. Volgend seizoen kwamen er zelfs twee spelers terug die in de jeugd al waren overgestapt naar een club met een beter topsportklimaat. Ze waren van Achilles blijven houden maar zouden de stap terug nooit gemaakt hebben als daar niet iets echt veranderd was.
De derde grote discussie was eigenlijk pas net begonnen. Sinds de nieuwbouw aan het begin van het voorbije decennium beschikte Achilles over een mooie accommodatie, goed, zeker, maar nog steeds geen eigen sporthal. En voor een club met bijna 600 leden kon dat eigenlijk niet meer. De gehechtheid aan het knusse veldje aan het Pomonaplein was groot, iedereen voelde zich daar thuis, maar geen enkele kans om daar een serieuze sporthal neer te zetten. Ze was begin dit jaar voorzichtig de discussie in het bestuur begonnen over het V- woord. Met heftige reacties tot gevolg. Mensen die faliekant tegen waren, vreesden voor de teloorgang van de v’s van vriendschap en verbondenheid als we zouden verhuizen. Anderen, onder wie de financiële man keken er pragmatisch naar, en zagen gouden kansen, zowel voor de centjes als voor de topsport. Sommigen hadden al een concreet beeld waar we dan heen zouden moeten. Naar het Stokroos, en daar een sporthal bouwen, al een heel oud idee uit begin jaren negentig, of naar de Groen van Prinstererlaan en de Berenboot verbouwen. Maar zo ver was het allemaal nog niet, dat gesprek was voor het nieuwe jaar, het begin van de jaren dertig van de eenentwintigste eeuw. Een mooie toekomst lonkte maar nu was het tijd voor het kerstdiner. En een mooi glas wijn!
Tot zo ver deze vertelling over de jaren die komen. Is het een utopie? Of een dystopie? Een gedroomde, een te vrezen of gewoon een mooie haalbare werkelijkheid? Het is aan jullie, de leden van de mooiste korfbalclub van Nederland.
Fijne kerstdagen en een heel mooi nieuwjaar,
Steven Broers
Datum | 24-12-2019 09:00 |
---|---|
Tags | Hoofdartikel |